Opinie: De rampzalige aanpak van het coronavirus in Bnei Brak met een hoopvol vervolg

De COVID-19 pandemie is nog steeds het onderwerp van gesprek. Wereldwijd hebben regeringen in samenspraak met experts maatregelen genomen om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan en de volksgezondheid te waarborgen.

De maatschappelijke gevolgen zijn ingrijpend. Het terras opgaan, een feestje organiseren, of naar een festival gaan, dat is er allemaal niet meer bij. Maar hoe is dit voor de religieuze gemeenschappen? Gebedsdiensten en samenkomsten zijn belangrijk voor religies overal ter wereld. Veel gemeenschappen namen maatregelen. Zo sprak de Paus voor een leeg Sint Pietersplein, werd het samenkomen voor het vrijdagmiddaggebed in veel islamistische landen verboden, en Israëlische Joden mochten Pesach alleen thuis vieren. Helaas werden de maatregelen niet overal even goed gevolgd. Protestante kerkleiders in Amerika hielden paasdiensten waardoor het virus zich bleef verspreiden. Ook in Nederland bleven kerkdiensten nog lang doorgaan. In Urk en Nunspeet, twee gemeentes met een sterk christelijk karakter, noteerden een relatief hoge infectiegraad.

Ook in orthodoxe gemeenschap in Israël bestaat dit probleem. De Bnei Brak-buurt in Tel Aviv, die voor 95% ultra-orthodox is, werd eind maart het epicentrum van de Israëlische COVID-19-uitbraak. Zo’n 40% van de inwoners zijn mogelijk besmet. Ter vergelijking, op 16 april had Bnei Brak 2200 geïnfecteerden terwijl Jeruzalem, met vier keer zoveel inwoners, 2500 zaken telde. Een overweldigend aantal Israëliërs geeft de orthodoxe gemeenschap de schuld van de omvang van de coronacrisis. Ondanks dat ze slechts 12% van de bevolking uitmaakt, vertegenwoordigt de ultra-orthodoxe gemeenschap ongeveer 55% van de geïnfecteerde patiënten in Israëlische ziekenhuizen. De exacte omvang is niet bekend omdat virustesten nog steeds zeldzaam zijn in de ultra-orthodoxe gemeenschappen. Mede om die reden besloot de Israëlische regering heel Bnei Brak af te sluiten.

Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Waar heeft de ultra-orthodoxe gemeenschap gefaald en waarom greep de overheid pas zo laat in? Welke maatregelen kunnen nu en in de toekomst worden genomen zonder dat de ultra-orthodoxe gemeenschap haar levensstijl radicaal moet omgooien?

Moeizame relatie

De Israëlische regering was al van het begin van de epidemie bang dat ultra-orthodoxe gemeenschappen extra vatbaar zijn voor het virus. In Bnei Brak is niet alleen een hechte religieuze samenleving maar er wonen ook veel ouderen. Bnei Brak heeft 200.000 inwoners en is ook de op één na armste gemeenschap van het land. De verwachting was daarom dat de ultra-orthodoxe Yaakov Litzman, minister van Volksgezondheid, speciale maatregelen zou nemen om de verspreiding van het virus tegen te gaan in deze gemeenschappen. Dat gebeurde nauwelijks. Sterker nog, Litzman stelde dat het coronavirus een Goddelijke straf is voor allerlei zondes. Met Poerim en Pesach in aantocht werden er nauwelijks extra maatregelen genomen. Sociale interacties en religieuze diensten konden nog steeds plaatsvinden. Ook familiebijeenkomsten zoals tijdens de Sjabbat, bruiloften en begrafenissen werden massaal bezocht. Dit soort sociale en religieuze interacties zijn essentieel binnen de ultra-orthodoxe cultuur.

De starre houding van Litzman werd niet gewaardeerd op het ministerie van volksgezondheid. Hoge ambtenaren drongen aan op het sluiten van synagogen en yeshiva’s. Litzman op zijn beurt pleitte er bij premier Netanyahu voor deze open te houden, in ieder geval voor een kleine groep die tijdens de dienst afstand van elkaar zouden bewaren. De publieke verontwaardiging was groot, zeker toen Bnei Brak de brandhaard werd van de epidemie, en de overheid sloot de synagoges alsnog. Kleine groepen buiten de synagoges werden nog steeds toegestaan maar ook deze regels werden meer dan eens overtreden. Frappant genoeg ook door Litzman zelf die meedeed in een groot groepsgebed. Op 2 april testte Litzman zelf positief op het virus.

De ultra-orthodoxe gemeenschap heeft altijd een moeizame relatie gehad met de Israëlische overheid. Jarenlang hebben Israëlische regeringen geprobeerd ultra-orthodoxe Joden in het leger te krijgen. Zij weigeren dit en zeggen dat hun religieuze activiteiten ook in het belang zijn van Israël. Het leger en de politie zijn daarnaast verschillende malen in botsing gekomen met de ultra-orthodoxe gemeenschap tijdens protesten, demonstraties, en andere opstootjes. Overheidsmaatregelen en richtlijnen liggen daarom extra gevoelig in een gemeenschap zoals Bnei Brak. Maar juist Litzman, als lid van een ultra-orthodoxe partij, had daar verandering in kunnen brengen. Dat heeft hij niet gedaan.

De wake-up call

Sinds mid-april volgen ook de inwoners van Bnei Brak de richtlijnen van de overheid. Wat heeft hen hier tot aangezet?

De inwoners van Bnei Brak, aangespoord door ultra-orthodoxe leiders waaronder minister Litzman, geloofden dat het virus hen niet zou treffen. Goddelijk ingrijpen en het aanbreken van een Messiaans tijdperk zouden hen beschermen. Het was de burgemeester van Bnei Brak, Avraham Rubinstein, die dit beeld drastisch wijzigde. Hij hoorde van medewerkers hoe het virus huishield in de ultra-orthodoxe gemeenschap in New York waar zelfs zijn vrouw het opliep. Hij drong aan bij de bevolking de richtlijnen van de overheid op te volgen en vroeg de regering om hulp.
De regering besloot daarop het leger te sturen om civiele bijstand te verlenen. Het Israëlische leger en de lokale overheid stonden voor verschillende uitdagingen. Hoe zou het leger ontvangen worden in Bnei Brak? Hoe kon de ultra-orthodoxe gemeenschap ervan worden weerhouden zoveel traditionale activiteiten, zoals het kussen van een mezoeza tijdens de Pesach, op te geven? Hoe kan informatie worden verspreid wanneer zoveel ultra-orthodoxen niet eens internet hebben?

Het leger en de lokale overheid besloten vrachtwagens met megafoons te gebruiken. In het Hebreeuws, Jiddisch en Engels werden de overheidsrichtlijnen door de straten van Bnei Brak geroepen. Het begin was echter moeizaam. Het leger sloot de gemeenschap af en schreef torgenhoge boetes uit voor sociale bijeenkomsten. Dit leidde aanvankelijk tot wantrouwen waarbij soldaten nazi’s werden genoemd. De samenwerking tussen het lokale bestuur en het leger maakte echter geleidelijk plaats voor vertrouwen. Seculiere vrijwilligers en het leger boden civilie hulp door het leveren van voedsel en medicijnen. Ook kwam er extra hulp voor gezinnen in krappe en arme huishoudens.

Het helpen van kwetsbare groepen werd met dank en lof beantwoord. Israëlische soldaten en inwoners van Bnei Brak verklaarden in media dat hun beeld van de ‘ander’ drastisch was veranderd. Wantrouwen maakte plaats voor respect en solidariteit. Ultra-orthodoxe Joden pasten daarop hun activiteiten aan door bijvoorbeeld gezamenlijk te bidden op daken en balkons. Om tijdens de Pesach toch in contact te blijven met familie en vrienden werd technologie verspreid. Ook het blazen van de sjofar nam een belangrijke rol in. Ongeveer 200 besmette inwoners van Bnei Brak werden ondergebracht in een hotel. Familieleden konden via het leger contact met hun onderhouden.

Een moeizaam begin leidde uiteindelijk toch tot een succesvolle aanpak in Bnei Brak. Het aantal nieuwe gevallen in Bnei Brak is sinds het begin van de afsluiting gehalveerd. Het vertrouwen tussen de ultra-orthodoxe inwoners en het Israëlische leger kan bovendien positieve gevolgen hebben voor de toekomst.